donderdag 10 maart 2011

Een Bossche Griet, zeemeerminnen en eenhoorns

Catalogus Rariteiten- en Kunstkamer

Derde brief, deel 4

Ook op de Markt vind je de Vleeshal, of het Gewandhuis, dat het oudste huis zou zijn van de stad, volgens het verhaal dat mij werd verteld. Maar dit gebouw, en enkele huizen die er aan grenzen, zijn erg gebrekkig en ontsieren de hele Markt, die anders een van de mooiste pleinen van al onze vaderlandse steden zou zijn.

Bij de overgang van Den Bosch naar de Staatse zijde in 1629 hebben de Roomsen de Vleeshal in plaats van de Grote Kerk gekozen, zodat er nu, volgens de toen opgestelde voorwaarde, geen enkele protestantse slager met zijn vlees in mag komen. Daardoor vindt men in Den Bosch, en dat is wel erg uitzonderlijk, geen enkele slager van de hervormde religie.

Achter het stadhuis ligt een groot ijzeren kanon, Boze Griet genaamd, dat als iets heel bijzonders wordt bewaard. Op dat kanon staat een versje, althans dat heeft men mij gezegd, want ik heb het zelf niet gelezen:

“Ben ik geladen met een volle hooren,
Dan schiet ik te Bommel door den tooren;
En ben ik geladen vol en zat,
Dan schiet ik te Bommel door de Stad!”

's-Hertogenbosch en Zaltbommel liggen ruim drie uur gaans van elkaar verwijderd.

In de Vughterstraat vindt men de zogenaamde Binnen- of Oude Vughterpoort. Bovenin is de Rariteiten- en Kunstkamer gevestigd. Ik heb daar een bezoek aan gebracht, maar alles is ellendig verwaarloosd en vervallen, wat jammer is, want er zijn nog enkele verrassende zaken te zien. Ik zag er onder andere een stukje leren geld, waarvoor de Grote Kerk gebouwd is, de maliƫnkolder van Gerard Abrahams, bijgenaamd Lekkerbeetje, de strijdhamer van keizer Karel en zo voort. Ook liet men mij een van de zilverlingen zien waarvoor Judas de Here Jezus heeft verkocht en nog veel meer.

In 1794 wilde men de complete inboedel van deze Rariteitenkamer verkopen, omdat alles in verval raakt, maar daar is tot nu toe vanwege de tijdsomstandigheden niets van gekomen.

1 opmerking:

Stephanus Hanewinckel zei

Over het verhaal van de Vleeshal kreeg ik na het uitkomen van het boek een reactie van een lezer. Dit verhaal is mij als Reiziger precies zo verteld door verschillende mensen, en daarom kon ik het niet anders weergeven. Deze lezer schreef echter: “Hoe algemeen dit verhaal ook mag zijn, het wordt door sommige kundige en onpartijdige protestanten als ongegrond beoordeeld. Wij zouden wel willen dat het waar was, maar staan machteloos tegenover de waarheid. Men vindt er niets over in de Capitulatie door Van Heurn, maar op bepaalde gronden kan men bewijzen dat de kerken door de roomsen aan de gereformeerden zijn afgestaan. Dat is overtuigend bewezen door de leden van onze kerkelijke commissie. Dit verhaal ligt nu bij de drukker en zal binnenkort worden uitgegeven, met de bijbehorende stukken.”

En wat betreft de Binnenpoort: zoals in de Tweede Reis wordt vermeld, is die in 1799 met de grond gelijk gemaakt en is de inboedel van die rariteitenkamer toch nog verkocht. Dat laatste gebeurde op 20 mei 1800.