dinsdag 4 september 2012

Opnieuw op pad!

Wandelen door de Meierij, hier nabij Vught (foto Henri Floor)

Eerste brief, deel 1

Waarde vriend!

Toen ik afgelopen strenge winter een paar weken heel genoeglijk en aangenaam in jouw huis verbleef; toen ik het grootste deel van die tijd samen met jou doorbracht, omdat ik zelf niets te doen had en jij evenmin, toen hebben wij vaak gesproken over de Meierij van ’s-Hertogenbosch. We herlazen de brieven die ik je vorig jaar gestuurd heb tijdens mijn rondwandeling door dat land en je verzekerde mij, dat ze je zeer bevallen waren. Al ben ik ervan overtuigd dat jij ze veel gunstiger beoordeelt dan ze verdienen, wil ik hierover echter nu geen ruzie maken.

Je spoorde mij zelfs aan om nog eens zo’n reisje te maken in dat bijgelovige en vervolgzuchtige land. Als jouw zaken het toelieten, zou je daar graag een keer met mij gaan rondzwerven. Maar aangezien de kans daarop gering leek, bood je mij aan de reiskosten te dragen als ik mij de moeite wilde geven die streken nog eens in te trekken en je dan van tijd tot tijd te schrijven over alles wat ik zou tegenkomen.

Jouw edelmoedige aanbod, in combinatie met mijn eigen sterke verlangen om te gaan reizen, haalde mij er snel toe over om opnieuw die streken te betreden en te zien of ik nu meer verdraagzaamheid en liefde zou ontmoeten dan tijdens mijn vorige reis. Ik zal me voornemen om dit keer die plaatsen te bekijken die ik verleden jaar niet heb bezocht. In de dorpen waar ik toen ben geweest, zal ik nu niet lang verblijven, en ik zal je er evenmin veel over vertellen, tenzij ik iets hoor dat nieuw is of er toch nog iets ontdek, dat toen aan mijn aandacht is ontsnapt.

Toen ik vanaf … scheep ging, trof mij hetzelfde ongeluk als vorig jaar. Het was zelfs nog erger, want er was dit keer niemand aan boord met wie ik een fatsoenlijk gesprek kon voeren. Onder de reizigers bevond zich een begijntje dat uit het klooster was gevlucht. Als ik het goed heb onthouden, was dat uit Weert, een stad in Opper Gelre, of meer in het bijzonder, het graafschap Horne. Ze was blijkbaar een ‘zuster van de natte gemeente’, want ze dronk in zeer korte tijd een complete fles jenever. Daarop haalde ze een grote rozenkrans tevoorschijn en begon gebeden te prevelen, dat het een lieve lust was.

Geen opmerkingen: