donderdag 31 mei 2012

Magische priestermacht


Negentiende brief, deel 6



Alle roomsgezinden in de Meierij verzekeren met stelligheid dat hun priesters de macht bezitten om in het geval er ergens brand ontstaat, de wind van richting te doen veranderen en zo de vlammen naar die kant te laten overslaan waar ze de minste schade kunnen aanrichten of andere huizen aansteken. Dat noemen ze: de wind verzetten.

Ook dichten ze hun priesters het vermogen toe om iemand die hen zou willen aanranden vast en onbeweeglijk op één plaats te laten staan als een standbeeld, net zo lang als het hun goeddunkt. Dit noemt men: stijf maken. Ik heb hiervan vele voorbeelden van horen vertellen en overal bezwoer men dat het de waarheid was.

Bovendien schrijft men de priesters de macht toe om iemand, wie dan ook van hun keuze, onkwetsbaar te maken. Dit wordt door hun bestempeld als hard maken. In één woord: de macht van de priesters is in de gedachten van de meierijenaars weinig minder dan de Almacht. Ik uitte mijn ongeloof hierover tegen een roomse, maar hij zei:

"Zou een gewijde priester, die van een ouwel een levende Christus kan maken, deze dingen niet ook kunnen doen? Wat is moeilijker, volgens u?

dinsdag 29 mei 2012

Nogmaals “Troost der zielen”

Negentiende brief, deel 5

Hij vertrok en liet mij ernstig bij mijzelf over alles nadenken, terwijl ik vol medelijden was vanwege zijn bijgelovige domheid en haat. "Ach, hoeveel domheid", zei ik bij mezelf, "hoeveel haat! Hoe zeer is de eenvoudige godsdienst van Jezus misvormd geraakt! Ach! Wanneer zullen domheid, haat en bijgeloof hier vernietigd worden?..."

Met welk recht verdoemde deze man mij? Waarom werd hij boos op me? Ik had hem niet beledigd. Ik verschilde alleen van mening met hem over de religie en dat was blijkbaar genoeg. Ik moet hier tussen haakjes nog aan toevoegen dat het zojuist genoemde boekje, Troost der zielen etc., iets is dat men voelen en betasten kan. Ofschoon het de meest ongerijmde zaken bevat, en het nog een stuk dwazer is dan de beschrijving die de vroegere heidenen van de onderwereld gaven, is het door de zogenaamde roomse geestelijkheid goedgekeurd en bijna iedere roomsgezinde in de Meierij heeft er een exemplaar van, waarin hij heiliger gelooft dan in het Evangelie. O Tempora! O Mores!

Tweede vervolg
Aangezien ik deze brief niet voor morgen kan versturen, wil ik jou, mijn beminde vriend, nog het een en ander schrijven en je nog wat staaltjes van de bijgelovige denkbeelden die hier onder het volk heersen, met een paar snelle halen schetsen. Ik kan je verzekeren dat ik in de schets die ik je zal geven even weinig van de waarheid af zal wijken als in mijn vorige brieven. Anders zou ik jou misleiden en mijn hart zou mij nooit meer vrijwaren van het knagende zelfverwijt, dat ik mijn vriend had bedrogen.

donderdag 24 mei 2012

Over angst voor de dood en het Vagevuur

Zielen in het Vagevuur

Negentiende brief, deel 4

Hij: Was u niet bang dat u zou sterven? Want de dood is toch iets vreselijks.

Ik: Nee! Want de dood is helemaal niet verschrikkelijk, behalve voor degene die zich hier op aarde aan veel slechts schuldig heeft gemaakt en die geen beter leven te verwachten heeft.

Hij: Alles goed en wel, maar dacht u dan niet aan de verschrikkingen van het Vagevuur?

Ik: Ik ken geen vagevuur; en zou dat bestaan, wat doet het er dan toe, aangezien men toch ooit hieruit zal worden verlost?

Hij: Ik zie wel, dat u een ongelovige ketter bent, want de geuzen geloven niet in het Vagevuur, omdat dat niet in hun valse bijbel staat; ze zullen het nog wel ontdekken, als zij na dit leven verdoemd zijn.

Ik: Ik heb u nog helemaal niet verteld of ik geus of paaps ben. Maar is het vagevuur dan zo erg?

Hij: Ja! De pijn van het Vagevuur is erger dan de pijn van de hel, want de zielen worden er gebraden, in olie gekookt, in stukken gehakt, door serpenten, slangen en padden verscheurd en op nog heel veel andere manieren gemarteld.

Ik: Maar hoe weet u dit? Hebt u gezien, dat zielen een lichaam hebben?

Hij: Zeker zijn de zielen lichamelijk. Ik weet alles uit een boek dat ik bezit en dat Troost der zielen in het Vagevuur heet. Maar dat zul u wel niet geloven, want ik weet zeker dat u zo’n verdoemde geus bent. Goedendag!

dinsdag 22 mei 2012

Een herstelwandeling

Negentiende brief, deel 3

Het verwondert mij dat men deze zerk niet buiten de kerk heeft gesmeten, zoals men op vele plaatsen met zerken heeft gedaan. Te meer daar deze zerk ervan getuigt dat de haat van de roomsen tegen de hervormden in de vorige eeuw al net zo hard woedde als tegenwoordig.

Laat mij de pen neerleggen, want ik voel me duizelig worden. Morgen schrijf ik verder.

Vervolg
Vanochtend kreeg ik je antwoord met een ingesloten cheque overhandigd. Hartelijk dank voor het sturen. Wees gerust, want zo plotseling als de ziekte mij overviel, net zo snel herstel ik. En als het zo doorgaat ben ik binnen een paar dagen weer bij je.

Ik ben deze namiddag een beetje gaan wandelen om eens wat frisse lucht in te ademen. Maar omdat ik vermoeid raakte, ging ik onder een boom wat zitten rusten. Er kwam een tamelijk bejaarde man voorbij, die mij aansprak en mij vroeg wat ik daar deed. Ik zei hem, dat ik niet in orde was geweest, en dat ik hier wat moest uitrusten, omdat mijn krachten nog niet helemaal teruggekeerd waren. Hij leek een orthodoxe roomsgezinde te zijn en het volgende gesprek ontspon zich tussen ons beiden, voor zover ik mij kan herinneren:

donderdag 17 mei 2012

Grafschrift uit Deurne

Een snaphaan

“Als ik sterf”, zo redeneerde ik bij mezelf, “als ik sterf en ik zie mijn vriend hier niet meer, dan zullen wij elkaar toch ooit weerzien, want:

de eigen hand, die hier mijn hart,
hem verpande in vreugd en smart,
drukt hem weder -
de eigen lippen van ’t gevoel
ademen, voor Gods rechterstoel,
vriendschap even teder. - "

Voor ik verder schrijf, wil ik je letterlijk het grafschrift meedelen, dat ik te Deurne heb gekopieerd, maar dat ik niet terug kon vinden, zoals ik je al gemeld heb. Dat grafschrift is gemaakt op de eerste hervormde schepen, die daar op een avond vanwege de religie verraderlijk werd doodgeschoten, zoals blijkt uit het onderstaande vers. Hij werd verwond met een roer (een meierijs woord dat snaphaan [=geweer] betekent). Ik geef het zoals ik het heb gevonden op een hardstenen zerk die voor het koor in de kerk ligt.

Ik had het in mijn aantekenboekje gelegd en omdat ik dat nu weer eens van voor tot achter doorbladerde en herlas om de tijd te verdrijven, vond ik die aantekening tot mijn grote vreugde weer terug. Hier is het:

Om trovhijt voor Godts woordt, om iver voor het recht,
zijn lagen onderweg aen Jacop Govrts gelecht,
Als hij vuijt sijn beroep quam in den avoentstont
een moorder met een roer hem doodelijck heeft gewondt.
Ter eeren sij ghedacht den naam van desen man,
die om Godts woort en ’t recht de doot af wachten kan.

Het randschrift rondom de zerk luidt als volgt:

Hier licht begraven Jacop Govrts van der Horst, in sijnder tijt Schepen der Heerlijchijt Deurne en desselfs dinghbanck, die op den 28 mij in de Heere is ontslapen 1670.

dinsdag 15 mei 2012

Op het randje van de dood

Een sterfbed in 1784
(Gelukkig niet van Stephanus Hanewinckel)
Negentiende brief, deel 1

Waarde S...!

God zij geprezen dat ik weer veel beter ben, mijn lieve vriend, dan ik geweest ben. Ik voel mijn krachten, zij het langzaam, terugkeren. Ik kan nu weer, met tussenpozen, lezen, aan je denken en aan je schrijven. Nadat ik mijn laatste briefje aan jou had verstuurd, werd ik nog veel beroerder. Mijn ziekte verergerde, de koorts kwam sterker terug en ik had voortdurend het idee dat ik je niet maar aan deze zijde van het graf zou terugzien, want alles leek op mijn naderende dood te wijzen.

Niet dat ik beef voor de dood, o nee! Ik heb altijd geprobeerd me met de gedachte aan de dood te verzoenen en hierdoor kwam hij me minder akelig voor. Maar het viel me hard, zeer hard dat ik - als ik dan toch zou moeten sterven - niet een laatste afscheidsgroet op je lippen zou kunnen drukken. Ik troostte mij echter met de gedachte dat de dood ons niet voor eeuwig zou scheiden.

“De dood”, dacht ik met E.M. Post in het Land, “De dood kan vrienden scheiden, maar de vriendschap zelf duurt tot in het andere leven.” En ik herinnerde mij deze mooie regels uit de voortreffelijke Ode van R. Feith over de vriendschap:

Vriendschap die de dood doorwaad,
Kan zich, schoon het heelal vergaat,
Veilig achten -
Vriendschap, aan de deugd gepaard,
Kan, op ’t rookend puin der aerd,
Ed’ler waereld wachten.

donderdag 10 mei 2012

Geveld door ziekte!

Achttiende brief

Allerbeste vriend!

Ach! Hoezeer ben ik in mijn verwachtingen teleurgesteld, mijn vriend! Ik dacht vandaag mijn reis naar Den Bosch voort te zetten, om dan morgen vandaar per schip naar jou te reizen. Maar kort nadat ik mijn vorige brief aan je had verstuurd, werd ik onwel. Dat was misschien veroorzaakt doordat ik mij tijdens mijn wandeling naar Hilvarenbeek en zo voort wat al te zeer vermoeid had. Ik kreeg nog diezelfde avond een hoge koorts, vergezeld van hevige hoofdpijn, die ik de hele nacht bleef houden, waardoor ik ernstig verzwakt werd.

Ik zit deze brief in mijn bed te schrijven, want ik voel me nog helemaal niet beter, behalve dan dat ik nu geen koorts meer heb. Wees intussen gerust: mijn ziekte is naar alle waarschijnlijkheid niet dodelijk, tenzij er onvoorziene toevallen bij zouden komen. Maar zodra ik mij slechter begin te voelen, zal ik meteen schrijven of laten schrijven. Denk intussen maar dat geen bericht, goed bericht is.

Ik zal me vandaag stilletjes in bed houden en dus de raad opvolgen van de grote Celsus, die wij al als kinderen in onze syntaxis leerden, en kijken of stilte en rust mij weer op de been kunnen brengen. Hij zegt immers:

Multi magni morbi curantur abstinentia et quieta
[Veel zware ziekten worden genezen door onthouding en rust]

Ik moet ophouden, want alles schemert mij voor de ogen. Stuur mij per ommegaande een kleine cheque, want als ik nog een paar dagen hier moet blijven, zal het beetje geld dat ik nog overheb, snel verdampt zijn.

Ik ben enz.

dinsdag 8 mei 2012

Een vroeg Noord-Brabants Volkslied

Klik op de afbeelding voor een vergroting

Noord-Brabant geen eigen volkslied? In de collectie Hanewinckel vind je twee blaadjes met een dappere poging om onze provincie al in vroege tijden aan een volkslied te helpen.

Ze lijken vrijwel identiek, de twee blaadjes waarop de tekst is geschreven. Maar bij de één houdt de tekst abrupt op omdat er een stuk van het blad is geknipt. Het lied zelf is een lofzang – uiteraard – op Noord-Brabant (“Hier vind ik al wat ik behoef, zelfs meer dan ik begeer”) maar ook op de noeste arbeid:

Ja! Werken dat is zaligheid,
Wie ook van arbeid vlied,
Ik niet – o nee! Ik werk met lust,
Ik schuw den arbeid niet

Bron: Collectie Hanewinckel, inv.nr. 45, Noord-Brabants volkslied (wijze: Wien Neerlands bloed...)

donderdag 3 mei 2012

Op naar huis!

Zeventiende brief, deel 7

Ik heb u alles naar waarheid gerapporteerd, zo onpartijdig als mij mogelijk was. Toch zul je in mijn brieven zaken gevonden hebben, die iedere andere lezer als scherp en partijdig zouden toeschijnen, maar jij kent mijn hart. Je weet hoezeer dat gruwt van alle partijzucht, maar je weet ook dat ik als vriend van de waarheid geen slechte zaken voor je verborgen kon of wilde houden.

Hoe graag zou ik je niet een positieve indruk gegeven hebben van de meierijenaars, maar de waarheid verhinderde mij dat. Betreur dan met mij de ongelukkige inwoners en vooral de hervormden onder hen, dit is alles wat wij er nu aan kunnen doen. Als wij elkaar spreken, zal ik je over een en ander nog meer vertellen, als de tijd en mijn bezigheden die alweer op mij wachten, dat tenminste toelaten. Anders zal ik je schrijven in de lege ogenblikken die mij nog overblijven.

Binnen een dag of vier hoop ik jr te zien. Overmorgen wandel ik van hier via Udenhout en Helvoirt naar De Bosch, om mij dan de volgende dag in te schepen. Als de wind gunstig is, ben ik snel bij je. O! Hoe verlang ik al naar het moment, waarop ik jou, mijn vriend, aan mijn hart kan drukken. Ik tel de uren al af die mij na zo’n lange afwezigheid weer bij jou zullen brengen.

Als u deze brief ontvangt, hoop ik niet ver meer van je vandaan te zijn. Hij zal je verzekeren dat je binnenkort een kus van de heiligste vriendschap zult ontvangen van je onveranderlijke en getrouwe

Vriend.