dinsdag 8 november 2011

Geuzen zijn maar ketters

Twaalfde brief, deel 3

Hier heeft men meer dan eens de hervormden tijdens hun eredienst proberen te storen door het luiden van de klokken en het begraven van doden. Ja, er kwam zelfs regelmatig een grote massa de kerk in, die een vreselijk kabaal maakte. Men schrok er niet voor terug om te ruzieën en te schelden, alleen maar om de geuzen hun verering van het Opperwezen onaangenaam te maken.

Dit kwam uit niets anders voort, dan dat het volk het niet kon hebben, dat zij de kerk niet snel genoeg naar hun zin in bezit konden krijgen, terwijl die hun volgens de verzekering van hun priester rechtmatig toekwam. Het is toch ook hard, mijn beminde vriend, om een gewijde kerk in het bezit te zien van die verdomde ketters? Nietwaar?

Deurne heeft altijd een grote wrok gekoesterd tegen de hervormden. In de vorige eeuw heeft men hier de eerste hervormde schepen vermoord, puur omdat hij gereformeerd was, zoals zijn grafschrift op een zerk voor het koor in de kerk duidelijk laat zien. Ik heb dat grafschrift overgeschreven, maar ik kan het nu niet vinden tussen mijn aantekeningen. Misschien heb ik het verloren, maar als ik het weer in handen krijg, zal ik het je bij gelegenheid wel sturen.

Alle roomsen denken zo: geuzen zijn maar ketters, dus die mag men gerust van het leven beroven. Dat een hervormde gelijk staat aan een ketter, kun je zien in het Franse woordenboek van de abt Danet, die het woord Huguenot verklaart als Heretique, Calviniste. De overigens geleerde Jezuïet Petavius noemt de grote Luther een opperketter en de vader der opperketters, en ook andere hervormers zet hij op de ketterlijst.

Geen opmerkingen: