dinsdag 23 augustus 2011

Begrafenisgewoonten in Helmond

Monumentale Graven in Helmond
Bron: Eindhovens Dagblad; foto: René Manders

Negende brief, deel 8

Aan de eerste man die ik niet ver van het kerkhof tegenkwam, vroeg ik meteen wat dit voor iets was. “Daarmee wordt het graf van een kraamvrouw aangegeven” zei hij “en zo’n vrouw wordt ook altijd door vrouwen gedragen en begraven; de vrouwen hebben daarbij altijd het voortouw.” U moet weten dat in de Meierij zowel de mannen als de vrouwen een lijk naar het kerkhof vergezellen. Wat er voor geheimzinnigs of bijgelovigs aan die vierkante doek was, dat kon of wilde de man niet zeggen (hij leek zich te schamen).

De met kronen versierde graven waren van ongehuwden. De ongehuwde staat is bij de roomsen heiliger dan de gehuwde, vandaar dat ook die doden in betere graven moeten liggen. Maar... het huwelijk is bij de roomsen een sacrament, en dus moet dat ook iets heiligs hebben. Toch is hij die dat sacrament ondergaan heeft, minder heilig dan iemand die dat nog niet heeft ondergaan. Hoe valt dat te rijmen? Ik dacht dat een sacrament bij de roomsen altijd een heiligend effect had op degene die het ondergaat, maar hier is juist het tegenovergestelde het geval.

Bij het zien van de graven op dit kerkhof rezen de volgende gedachten over de eeuwigheid bij me op in mijn gemoed: Hoevelen liggen er hier, op wier grafheuvel men heel goed dit vers uit Der Messias van de ongeëvenaarde Klopstock zou kunnen plaatsen:

Zaad van God, gezaaid om op de dag van de oogst te rijpen!

Hoe rustig sluimeren hier kind en grijsaard, ouders en kinderen, vrienden en vijanden. Ik herinner me een mooie plaats uit de liederen van Selma van Ossian:

’t Slapen van de doden
Is een vaste slaap –
’t Kussen waar ze op rusten,
Ligt in het diepste stof

Ik geef hier de vertaling van de kundige Van de Kasteele, waarbij ik tegelijk de diepe wens uitspreek, dat hij snel zijn vertaling (het is een waar meesterstuk) van Ossian mag voltooien. Maar, wat dwaal ik weer af!

Ik moest je eigenlijk ook nog wat zeggen over de aard en het karakter van de inwoners van Helmond en andere Meierijenaars, maar dat spaar ik nog even op tot een volgende brief, want deze is toch al lang genoeg. Ik blijf intussen - met een sterk verlangen naar een brief van jou - voor altijd je getrouwe en zo voort.

Geen opmerkingen: