donderdag 18 augustus 2011

De Potjesberg van Son en Breugel

Negende brief, deel 7

Van Nuenen ging ik naar Son en Breugel. Deze beide dorpen worden door de rivier de Dommel van elkaar gescheiden. De kerktorens van deze plaatsen zijn allebei heel mooi en zijn allebei voorzien van een hoge spits. Ze lijken heel erg op elkaar en zijn dus waarschijnlijk door dezelfde bouwmeester gebouwd. De kerk van het laatste dorp is een groot gebouw. Het is een rechte kruiskerk zonder enige pilaar, en dus een waar kunststuk. Het beschilderde gewelf is versierd met enkele opschriften in monnikenlatijn en monnikenletters, maar voor de rest zijn die niet zo heel erg interessant.

Buiten Son ziet men in het westen een hele keten van bergen, of liever heuvels, die zich zeer ver uitstrekt. Eén van die heuvels staat bekend onder de naam Potjesberg. Die is de aandacht van iedere natuurkenner zeker waard, want in het midden van deze heuvel of berg bevindt zich een laagte, een kom. Als men zich daarin bevindt, kan men niet over de randen van de heuvel heenkijken. De kom zelf is vrij diep bedekt met een geelachtig, zeer naar wit neigend zand en aan de oppervlakte daarvan vind men brokjes (het een groter dan het andere) in allerlei, soms tamelijk regelmatige vormen, van een soort ijzeroer of ijzererts. Sommige van die brokjes zijn hol, als een klein bakje of een kopje. Kinderen verzamelen ze vaak om er mee te spelen, maar van lieverlee groeien er weer nieuwe aan. Vanwege de wonderbaarlijke vorming van die brokjes draagt die berg de naam Potjesberg.

Ik keerde vanuit Son via Nuenen weer terug naar Helmond. Ik bekeek nog eens de ruïne van de kerk en de toren in het laatste dorp en zag op het kerkhof (bij mijn weten heb ik zoiets nog nergens gezien) bij ieder graf een paal, waarop de naam van de overledene stond, de datum van overlijden en soms ook “Bid voor de ziel”. Sommige graven waren versierd met drie groene kronen en op één graf zag ik een witte, vierkante doek liggen, met op alle vier de hoeken een steen. “Wat zou dit toch te betekenen hebben? Daar moet ik meer van weten!”, zei ik bij mezelf.

Geen opmerkingen: