donderdag 9 juni 2011

Half vergane botten in de kerk

De kerk van Woensel (St.-Petruskerk) omstreeks 1740
(Ets door H. Spilman naar een tekening van Abraham de Haan)

Zevende brief, deel 3

De toren van dit dorp wordt door alle deskundigen beschouwd als een architectonisch kunstwerk, vooral vanwege zijn lange en naaldrechte torenspits. Toen ik de kerk bekeek en mij de bittere haat voor de geest kwam die de roomsen op deze plaats hebben tentoongespreid, ging er een rilling door mijn leden. Want eerst hebben ze alles in deze kerk verwoest en in stukken geslagen of gescheurd: boeken, banken, preekstoel. Die waren immers allemaal van de ‘geuzen’.

Vervolgens hebben ze de gereformeerden hun kerk afgepakt. De lijken van de ‘geuzen’ moesten er vervolgens uit, met name het stoffelijk overschot van de laatst overleden predikant. Dat was nog tot daar aan toe, maar men had dit met meer respect moeten doen. Immers, alle volken respecteren de resten der overledenen, maar hier werden die in een afgelegen hoekje als beesten bij elkaar op een hoop gegooid, ver van de andere lijken (waarachtig! Die zouden er ook nog door ontheiligd kunnen worden!).

Ik ben het er helemaal mee eens, dat een plaats die uitsluitend bedoeld is voor de verering van het Opperwezen, niet bezoedeld moet worden met lijken of hun half vergane botten. Het is volgens mij strijdig met het gezonde verstand om een plek die gewijd is aan de eredienst van een heilig en puur Wezen, te vervuilen met de stank van rottende lijken, die ook nog eens nadelig is voor de gezondheid van de levenden, die die lucht tijdens de verering van Almachtige moeten inademen. Wanneer zullen onze landgenoten deze gewoonte ooit afschaffen, die haar ontstaan slechts aan bijgeloof te danken heeft!?

Met eerbied roep ik hier onze weldenkende predikant Perrenot in herinnering, die op zijn toekomstige zerk op het open kerkhof in de duinen bij Scheveningen deze versregels liet beitelen:

Cruviat jaceant putras procul arbe; nocebus
Qui nemini prudens, noceam ne mortuus, opto.
[mijn rottende overblijfselen moeten ver van de stad liggen;
ik die bij leven vermeed iemand te schaden, wens dat ook na mijn dood niet te doen]

Maar hier was daar helemaal geen sprake van. Hier ging het er om dat ‘ketters’ niet in gewijde aarde mogen rusten.

2 opmerkingen:

Luud de Brouwer zei

De foto bij deze post is niet te zien meneer Hanewinckel

BHIC zei

Hé, hoe kan dat nu? Bedoel je de tekening van de kerk van Woensel? Want die is hier nu wel zichtbaar. Of zie ik iets anders over het hoofd?