donderdag 5 mei 2011

Bedelaars en oplichters

Zesde brief, deel 1

Een liedjeszanger verkoopt zijn liederen
(bron: dbnl)
Zeer beminde vriend!

Vandaag is het hier weer marktdag geweest, zoals het hier iedere dinsdag weekmarkt is. Uit alle kanten van de Meierij komt men dan hier naar toe om te kopen en te verkopen. Zo levendig als op deze dag heb ik het hier nog niet gezien. Ik bleef lang op mijn kamer om de mensen die de stad binnenkwamen te bekijken: van allerlei verschijningen, standen en leeftijden. Wat mij het meest verbaasde, was de hoeveelheid bedelaars die altijd hier op de marktdag afkomen. Zeer velen van hen zijn gezond, jong en sterk.

Een oude, afgeleefde en gebrekkige bedelaar kan met recht aanspraak maken op ons medelijden, maar het soort, dat zeer goed in staat is om met werken de kost te verdienen, is een schandvlek voor de maatschappij en zoals iemand ze zeer fraai heeft genoemd: inutilia terrae pondera, een voor de wereld nutteloze last.

Uiteindelijk ging ik ook maar de markt op om die nu eens nauwkeurig te bestuderen (want ofschoon ik er wel al vaker ben geweest, heb ik hem telkens maar vluchtig bekeken). Ik zag er niets opmerkelijks. Hier stond een liedjeszanger, omringd door een massa boeren en boerinnen, voor wie hij zijn ellendige rommel zo hard mogelijk voorbalkte. Hij verkocht heel veel van zijn prullen, ofschoon ze alleen maar bijgelovige leugens bevatten. Daar stond een kwakzalver die loog alsof het gedrukt stond. Zijn leugenpraatjes gingen er goed in bij de menigte die om hem heen stond en zijn waren vonden veel aftrek.

Ik dacht toen bij mezelf: mundus vult decipi [de wereld wil bedrogen worden] en de kwakzalver zal er zeker bijgedacht hebben: decipiatur ergo! [dus zal ze ook bedrogen worden!]

Geen opmerkingen: