dinsdag 29 maart 2011

Roomse eerzucht

Derde brief, deel 7

Onder de Roomsen, die hier veruit in de meerderheid zijn, heerst veel onverdraagzaamheid en wrok. Ofschoon het ook waar is dat er onder hen, vooral onder de voornaamsten, heus enkelen zijn die dit afkeuren. Maar zoveel is zeker, dat velen van dit kerkgenootschap het met schele ogen van afgunst aanzien dat de Hervormden nog steeds de Grote Kerk in bezit hebben. En geen wonder ook! Men taxeert deze kerk wat de waarde van het interieur betreft al op een half miljoen.

Maar dat geld telt eigenlijk nog het minste, want de kerk is een bisschoppelijke en dus sacrale kerk en dat doet er voor een domme Roomse alles toe. Wat zou men er niet voor over hebben om zo’n heilig kerkgebouw maar in bezit te krijgen. Het Opperwezen (althans zo denkt het domme bijgeloof) schept nu eenmaal meer behagen in een gewijde dan in een ongewijde kerk. Of zouden de béélden meer zin hebben in een heilige kerk? Dat moet wel, want God zelf kan overal, en wil ook overal, in geest en waarheid gediend worden. Maar genoeg hierover!

Ik meld je dit alleen, mijn vriend, opdat je zou zien, hoe dwaas en dweepzuchtig bijgeloof denkt en hoe schaamteloos het zijn gedachten naar buiten brengt. Hier schiet mij trouwens iets te binnen, dat ik niet mag en moet vergeten te melden. Luister daarom met allebei je oren aandachtig naar het verhaal, zoals het gebeurd is.

Een zekere juffrouw in deze stad had gedroomd (anderen zeggen dat zij in haar droom een goddelijke openbaring heeft gehad, of dat het haar op bovennatuurlijke wijze gezegd was), dat in de Grote Kerk spoedig weer een bisschop de H. Mis zou lezen, en dat alles wat de godsdienst betreft, hersteld zou worden naar de situatie van voor 1629. Alle “geuzen” zouden de stad dus moeten verlaten. Haar jongste zoon, die op dat moment inderdaad al voor priester studeerde, zou de eerste bisschop zijn. Zij vertelde dit belangrijke en onfeilbare nieuws aan anderen. Het werd met blijdschap aangehoord, met verrukking geloofd en met vreugde doorverteld, want wie kon daarover zwijgen.

Maar wat loopt het raar, zoals de man zei, en hij had een krab aan een touwtje. Ja, wat gebeurde er? Onze aanstaande bisschop, die noch de gave van onthouding, noch die van kuisheid bezat, bezwangerde een meisje. Hij kon dus geen priester, laat staan bisschop meer worden. Integendeel, hij trouwde met het meisje en alle mooie plannen vielen derhalve in duigen.

De Roomsen die zich er al enorm op verheugd hadden, schaamden zich nu geweldig, maar de Hervormden gaf het ruim de gelegenheid tot spot en hartelijk gelach om de nieuwe “bisschop”.

Geen opmerkingen: