donderdag 24 februari 2011

Verovering en bezetting van 's-Hertogenbosch

Hoog water in de Maas in januari 2011

's-Hertogenbosch is met 12.627 inwoners in 1795 verreweg de grootste stad van Staats-Brabant, zoals Noord-Brabant toen heette. De stad vormt een verbindingsschakel tussen de grote havensteden van Holland en een deel van het West-Europese achterland. Goederen die op schepen uit Holland komen, worden in 's-Hertogenbosch overgeladen op karren en paarden die naar het zuiden reizen.

Kortom, voor de Fransen redenen genoeg om op 22 september 1794 's-Hertogenbosch te belegeren. Op 12 oktober 1794 nemen 2.500 Fransen de hoofdstad in bezit. De conditie van de krijgslieden is slecht. Al maanden hebben zij in het veld in hutten van stro of zelfs in holen onder de grond gebivakkeerd. Vaak hebben de Fransen honger geleden omdat de Meierij al leeggeplunderd is. Onder hen bevindt zich Gerrit Paape. Hij schrijft:

De Franschen hebben, by hun inkomst in de Stad, ook daadlyk gebruik gemaakt van den overvloed der eerste leevensbehoeften, die zy hier vonden: zy verdrongen elkander in de winkels, en men was genoodzaakt den aandrang, op zommige plaatzen, met sterke wagten te keeren. De koopluiden zagen binnen weinige dagen, voor een groot gedeelte, hunne winkels ledig.

Overstroming
Voor 's-Hertogenbosch is de ellende hiermee niet afgelopen. Op 12, 13 en 14 februari 1795 breekt de Maas bij de dorpen Lith, Alphen en 't Wild door de dijk. 's-Hertogenbosch loopt op 16 februari onder water en wordt van de buitenwereld afgesloten. Twee dagen later schrijft Gerrit Paape:

Deeze Stad is genoegzaam geheel overstroomd. Het huis, waarvan ik een kamer bewaar, heeft zyn ryklyk aandeel daarvan: staande het water meer dan twee voeten hoog in de gang en de beneden vertrekken, zo dat ze betreeden noch gebruikt kunnen worden. Onze anders volkryke straaten zyn in zo veele zwellende rivieren en ruischende beeken herschapen. De vloed is zo ongemeen, dat op weinige Straaten na alles onder staat. Hier en daar is het water drie, vier, en in de agterstraatjes, zelfs vyf en zes voeten gereezen.

Omdat de stad niet meer bevoorraad kan worden, is er snel geen voedsel meer. Alleen de Bosschenaren die soldaten bij zich in huis hebben, krijgen van de Fransen iets te eten, al is het alleen maar soep. Een ander probleem is schoon drinkwater. Gerrit Paape daarover:

Het water, dat door de Stad stroomd, is vermengt met het vuil der rioolen en straaten, dat op zommige plaatzen al zeer veel was, om dat men, by de belegering, een menigte mist (mest, red.) op zolders en kelders gebruikte, die men door gebrek aan paarden, nog niet heeft kunnen wegruimen: dit water derhalven is volstrekt ondrinkbaar, en het bederft alle regenbakken en putten insgelyks, over welker monden het heen wascht.

Menig Bosschenaar bezwijkt in die tijd aan de ontberingen, die voortkomen uit de belegering en bezetting, de overstroming en het gebrek aan drinkwater en voedsel. Vooral de zwaksten sterven.

Bron: Marcel Portegies, Overbevolking in Noord-Brabant en de verovering van Nederland, 1794-1795.

Geen opmerkingen: