donderdag 20 juni 2013

De Jongste Dag en Rode Loop

Eenentwintigste brief, deel 1

Lieve vriend S...!

Tijdens mijn uitstapje van hier naar Sint-Oedenrode en verder werd mij verteld dat men in Helmond tegenwoordig erg ontevreden is, omdat men daar opnieuw de uitgeweken Brabantse geestelijken wil verjagen. Dit wordt door het gepeupel hoog opgenomen en het heeft aanleiding gegeven om er verschillende schotschriften aan te plakken. Onder andere werd mij het volgende doorgegeven, dat bij die gelegenheid gemaakt was, naar men mij zei. Ik geef je het door, zoals ik het heb gekregen:

Wee U, kromme papenjagers!
Hels gebroed en mensenplagers!
Met uw aanhang hier beneven,
Zal men loon naar werken geven.

Ik zal hier geen ander commentaar op geven dan alleen dit: zouden die geestelijken protestanten zijn geweest, o! met hoeveel genoegen zou men ze dan vervolgen. Zij zouden in de Meierij geen schuilplaats vinden voor het “hol hunner voeten”. Maar nu, omdat het om roomsen gaat, is het in de ogen van de Meierijenaars een misdaad. Genoeg hierover, laat me zwijgen!

Ik wil hier opnieuw een paar voorbeelden laten volgen van bijgelovigheid die in de Meierij onder de roomsen heerst. Als er iemand gestorven is wordt hij in een schoon hemd gekleed. Is het een ongetrouwd persoon, dan zet men hem als teken van zijn maagdelijkheid een krans met bloemen en groene kruiden op het hoofd. De reden hiervoor is, dat men in de dwaze waan verkeert, dat de mens bij de algemene verrijzing in hetzelfde gewaad zal opstaan als waarin hij begraven is. Het zou schande zijn als men onder zoveel miljoenen lelijk of zelfs ongekleed tevoorschijn zou komen. Zal er dan ook op de jongste dag nog sprake zijn van ijdelheid en pracht? Zal men zich ook dan nog aan de mode storen, die algemene tiran? Wat denk je, mijn vriend! Zeer zeker zal dat zo zijn, volgens het onbenul van die domme roomsen!

De zogenaamde St. Lucia is een patrones tegen de Rode Loop. Enige jaren geleden woedde deze ziekte enorm in sommige dorpen in de Meierij. Hoewel Lucia in een bepaalde plaats bijzonder als beschermheilige werd vereerd, heerste de loop daar toch. Een vrouw uit een ander dorp, waar die ziekte nog niet erg heerste, ging uit voorzorg en uit voorzichtigheid om toch maar gespaard te blijven, naar de H. Lucia, haalde daar een rood zijden Luciadraadje (dat is het eigenlijke behoedmiddel) en nam tegelijk de ziekte mee (oh! wat en ongelooflijke kracht zat er dus in die draad!), die zich zeer snel door het dorp verspreidde en een zeer groot aantal mensen het graf in sleepte. Deze waargebeurde geschiedenis zou toch een sterk tegengif tegen het domme bijgeloof moeten zijn, want waarschijnlijk zou het dorp niet door de ziekte zijn aangetast, als die vrouw stilletjes thuisgebleven zou zijn. Maar het bijgeloof laat zich door niets afschrikken en wordt door niets tegengehouden.

Geen opmerkingen: