dinsdag 12 maart 2013

Grafschrift

Dertiende brief, deel 3

Als een priester wordt begraven, dan legt men hem met zijn misgewaad aan en een preekmuts op het hoofd in de kist. Men zet een vat met vuur, waarop wierook brandt, naast hem en zo wordt hij in het graf gelegd. Zie! Zo gaat men in de Meierij om met een dode priester.

Na het bekijken van deze graven ging ik langs het kasteel van Beek naar Gemert. Dit kasteel wordt Eikenlust genoemd, en met recht, want je treft daar de mooiste dreven aan met eiken erlangs. Nergens in de hele Meierij vind je er zo veel.

In Gemert is alles nog zoals het vorig jaar was. In de kapel of het kerkje van de hervormden, dat hoe langer hoe meer in verval raakt, las ik het volgende grafschrift, dat vorig jaar aan mijn aandacht was ontsnapt:

Hier rust der weduwen man,
Der wezen toeverlaat,
Ooit regent van het volk,
Hoop van de burgerij;
De waardige Egeling,
Een zuil van Utrechts staat.
Dat ieder een dankbare traan,
Aan zijn gedachtenis wijde.

Z.

Geboren te Utrecht
Den 28 november 1732
Gestorven alhier de 13e
En begraven den 19 december
Anno 1789

In Gemert zag ik uit de verte de juge de paix [vrederechter]. Zoals mij werd verteld, is hij advocaat van beroep, maar begrijpt hij weinig of geen Frans. Desalniettemin moet hij voortdurend met de Fransen omgaan. Dat komt nogal dwaas over, dunkt mij. Waarom dan niet voor de eer bedankt? Maar er zijn nu eenmaal veel mensen die groot willen lijken in de wereld. Een Franse vrederechter die geen Frans kent: o grootse titel!

Ik sprak met iemand (ik weet niet of hij een inwoner van deze plaats was, maar hij leek me protestant), die me vertelde over de vele dwaasheden die hier door roomse geestelijken begaan worden. Volgens zijn verhaal zouden zij zelf weinig of liever nog niets geloven. Zij zouden spotten met de lichtgelovigheid van het dwaze volk, maar tegelijk hielden ze dat volk dom, enkel en alleen om hun eigen beurs te spekken. Hij vertelde me nog de volgende anekdote, die ik je doorgeef zoals ik hem zelf heb gekregen.

Geen opmerkingen: