dinsdag 19 maart 2013

Een interessant gesprek

Veertiende brief, deel 1

Beste vriend!

Over Veghel zal ik je nu niets anders zeggen, dan dat men aldaar ook hevig aan het stoken is om de hervormde kerk in eigendom en bezit van de roomsen te krijgen. Nadat ik dit dorp had verlaten, wandelde ik naar Dinther. Onderweg trof ik een priester die met mij dezelfde route volgde, om, zoals hij mij vervolgens zei, via Dinther naar Den Bosch te gaan. Onder het lopen las hij in zijn Breviarium of getijdenboek. Nadat we elkaar gegroet hadden, stak hij dat in zijn zak.

Ik verheugde me erop, dat ik nu eens met een priester zou kunnen spreken. We hadden het eerst, zoals dat gewoonlijk gaat, over het mooie weer en de lange dagen. Ten slotte werd onze conversatie van meer gewicht en ons gesprek kwam nu op de kerkgebouwen.

Priester: ik kan noch zal het ooit goedkeuren dat de onzen de hervormden hun kerk ontnemen. We hebben overal heel goede kerkgebouwen, beter zelfs dan die van de andere gezindten.
Ik: dat laatste is zo. Maar zouden er niet priesters achter zitten die het volk ophitsen om de grote kerken te willen overnemen? Mij schijnt het tenminste toe, dat ze veel zouden kunnen doen om hun parochianen op dit punt te kalmeren.
Priester: in veel dorpen hebben de priesters minder te zeggen dan u denkt. Het is waar dat er een paar zijn die zich hier sterk mee hebben bemoeid, zoals bijvoorbeeld in Deurne, Best, Woensel en Tongelre. Maar veruit de meesten veroordelen het gedrag van onze geloofsgenoten krachtig, al kunnen ze niet alles afdwingen. We hebben sinds een aantal jaren niet meer zoveel invloed op onze parochies als u wel denkt.
Ik: dat laatste mag dan heel goed waar zijn, maar ik geloof (en men zegt het ook), dat vele priesters heimelijk het volk opruien, omdat ze het graag zo zouden zien, maar zichzelf verder om bepaalde redenen op de achtergrond houden.
Priester: ik spreek dat niet tegen als het om een enkeling gaat, maar het gaat niet op voor iedereen. Ik kan u op mijn priesterlijke woord verzekeren dat er velen met mij zijn die geen bijzondere heiligheid in een grote kerk zien. Ik hou mij aan het gezegde in de H. Schrift, in het evangelie van Johannes, dat God overal gediend kan worden, in de geest en in waardigheid.

Geen opmerkingen: