donderdag 7 februari 2013

Katholiek taalgebruik

Een in 1624 al gemaakte kaart in verband met de herverdeling van de Peel
tussen verschillende dorpen (bron: RHCe, nr. 0120428)

Elfde brief, deel 1

Waarde S...!

Met een opgeruimd hart en een vrolijk gemoed verliet ik in de vroege ochtend Deurne. De lange, rechte weg tussen dat dorp en dit stadje viel mij op dat moment helemaal niet zwaar, hoe eenzaam hij ook is voor een wandelende reiziger. Want ik overdacht nog eens alles wat ik verleden jaar en ook tijdens deze reis in de Meierij gezien, gehoord en ontmoet heb. Ik stelde me de zalige momenten van ons weerzien voor en beloofde mijzelf veel genoegen als ik na het volbrengen van mijn Meierij-wandeling weer met jou over alles mondeling kan praten. Deze en soortgelijke overdenkingen maakten de weg voor mij zeer kort en voor ik het zelf besefte, was ik al in Helmond.

Ik ben al een paar dagen hier en ik denk hier ook nog een flink aantal dagen door te brengen, voordat ik mijn schreden weer naar een andere plaats richt. In de tijd dat ik hier nu ben, heb ik dingen gehoord, die sinds het vorig jaar zijn gebeurd en die je zullen verbazen en ook met verontwaardiging zullen vervullen. Maar voordat ik je dat geval uit de doeken doe, moet ik eerst iets wat mij nu door de hersenen schiet, beschrijven. Hier is het.

De roomsen duiden hun priesters en kloosterlingen met de algemene benaming van “geestelijken” aan, maar dat klopt helemaal niet, want hoe kan een mens van vlees en bloed nu geestelijk zijn? Dat is een tegenstrijdigheid, tenminste zo zie ik het. Of jij er ook zo over denkt, weet ik niet, en eigenlijk interesseert me dat ook niet. Maar verder.

Hun priesters, of, zoals men gewoonlijk in de Meierij zegt, hun pastoors, noemen ze “wereldlijke geestelijken”. Alweer een tegenstrijdigheid, want “werelds” en “geestelijk” zijn niet met elkaar te rijmen.

Maar wat zijn dan hun kloosterlingen? Deze bestempelt men als kloostergeestelijken, maar die titel is niet onderscheidend genoeg, want men zegt hier, als iemand het klooster ingaat: “hij is uit de wereld gegaan”. Mooi! Slim verzonnen! Maar... zou men de benaming van “geestelijke” niet beter hiervan kunnen afleiden, dat zij zich uitsluitend met hemelse zaken bezig moeten houden?

Geen opmerkingen: