donderdag 6 december 2012

Geen spek voor een hongerige reiziger

R.K. Kerk van St.-Petrus Banden in Bergeijk (bron: Wikimedia Commons)

Zesde brief, deel 4

Ik genoot ook mijn middagmaal in Bergeyk, dat vanouds ook wel Eik of Eikenberg genoemd werd. Pas na de middag wandelde ik hierheen en ik had dus tijd genoeg om het dorp te verkennen. De plaats ligt aan het beekje de Keersop. Het oppervlak is groot, maar de huizen liggen zeer verspreid. De kerk is vrij ruim en niet onaardig. Er staat een klein torentje op. Men vertelde mij dat daar ooit een sterk kasteel heeft gelegen, dat altijd een sterke bezetting heeft gekend voor de verdediging, maar Mondragon liet het tijdens de Spaanse oorlog afbreken. Men vertelde mij ook nog dat de pest hier in 1381 geweldig heeft geheerst en wel vierhonderd mensen het graf heeft ingesleept.

Het maal dat ik hier at, was karig. Het bestond uit een snee roggebrood, wat eieren en een glas wit bier, dat niet de eer heeft bij mij in de smaak te vallen, al wordt het vrij algemeen in Kempenland gedronken. Ik wilde me nog een spekkoek laten bakken, maar tot mijn ongeluk was het een vastendag en men wilde mij die daarom absoluut niet geven. Het zou een doodzonde geweest zijn als ze zelf spek hadden gegeten, en dan zoiets klaarmaken voor een geus of een ketter (daar hield men mij beslist voor), dat zou nog erger zijn geweest.

De herbergen in Kempenland zijn voor Hollandse begrippen behoorlijk eenvoudig, en men kan van deze landstreek gerust zeggen wat ik eens ergens over Westfalen gelezen heb:

Hospitium vile, [armzalig onthaal]
Crankc broot, dun bier, langhe mile [slecht brood, dun bier, grote afstanden]
Sunt in Westphalia; [vind je in Westfalen]
Qui non vult credere, loop da. [wie het niet wil geloven, die gaat er zelf maar eens kijken]

Verander Westphalia slechts in Campinia (Kempenland) en dit versje is helemaal op deze landstreek van toepassing. Want men eet er niets anders dan roggebrood. Het bier, vooral het witte, is er beroerd, al kun je op sommige plaatsen ook wel vrij goed bier treffen. De uren mogen hier dan wel klein zijn, ze zijn zeer lang, want als ze het hier hebben over één uur gaans, dan mag je zeker wel rekenen op anderhalf uur, en dan moet je nog flink doorstappen ook. In mijn volgende brief iets, veel of weinig, over Lommel.

Ik blijf altijd je getrouwe en onveranderlijke
Vriend.

Geen opmerkingen: