dinsdag 9 april 2013

Het spook Dirk de Beir

Bron: Wikipedia

Vijftiende brief, deel 4

Ik moet hier nog een tweede spook uit de Meierij aan toevoegen. Zie hier hoe het mij verteld is, waarbij men mij bij hoog en bij laag bezwoer dat het de absolute waarheid is.

Een zekere jager, die ze Dirk de Beir noemen, werd om zijn misdaden vervloekt en gedoemd om ’s nachts door de lucht te zwerven. (In Duitsland noemt men hem de Wilde Jager, of het Razend Leger. Dit bijgeloof heerst dus niet alleen in de Meierij). Die Dirk dan heeft een ontelbaar grote meute honden bij zich, groot en klein, allemaal aan elkaar vastgekoppeld. Als Dirk de Beir ’s avonds of ’s nachts iemand hoort fluiten of zingen, of hij komt gewoon iemand tegen, dan dwingt hij diegene om zijn honden vast te houden, zodat hijzelf eens op zijn gemak kan gaan wandelen en een luchtje scheppen. Als hij terugkomt en men heeft zijn honden losgelaten (zoals altijd het geval is, want wie kan ook zoveel honden tegelijk vasthouden?), dan breekt hij die persoon zijn nek.

Deze Dirk de Beir is intussen niets anders dan een stel vogeltjes, een soort plevieren of tureluurs, die ’s avonds met hele zwermen tegelijk door de lucht vliegen en met hun vlucht een enorm gedruis veroorzaken. Het geluid daarvan lijkt vanuit de verte heel erg op het geblaf van kleine hondjes. Ik heb dat zelf meer dan eens op heldere avonden gezien en gehoord. Ook heb ik meer dan eens de schrik gezien bij de bijgelovige roomsen, als ze dit geluid hoorden. Wat ik ook tegen ze zei, het was allemaal vergeefs.

Maar men verwonderde zich er tegelijkertijd heel erg over, dat ik hiermee de spot durfde te drijven. Men zou niet graag in mijn schoenen staan, als deze jager mij eens zou tegenkomen. Dan zou ik het wel ondervinden. In mijn hart moest ik over deze nutteloze bezorgdheid lachen, maar tegelijk moest ik ook die domme, bijgelovige dwaasheid wel beklagen.

Hiermee zeg ik de Nachtmerrie en Dirk de Beir vaarwel, terwijl ik mij noem: geheel de
Jouwe.

Noot
Het gaat bij het woord beir in de naam Dirk de Beir om hetzelfde als bij de eerder genoemde Erpse beiren. Als werkwoord moet “beiren” iets betekenen als razen, tieren, woeden, dus allemaal in ongunstige zin, met de gedachte aan agressiviteit, geweld, redeloosheid e.d.;

De verwijzing door Hanewinckel naar Duitsland, naar het “razend leger” ofwel “woedend heir” slaat op een (mythologisch) leger van geesten. Zo noemde men vroeger in Duitsland een schouwspel van zogenaamde spooksels, die in de buurt van Eisleben en in het gehele gebied van Mansfeld, jaarlijks op Witte Donderdag voorbijtrokken in 't zicht van vele mensen, die er echt op uitgingen om dit “heir” te zien (BUYS, Wdb. v. K. en W. [1778]). Die schare van zielgeesten wordt voorgesteld als 't gevolg van de Wilde Jager, de Wilde Jacht, of 't gevolg van de Wilde Ruiter, het Woedend Heir [Razende Leger] (Biekorf 16, 104 [1905]).

Geen opmerkingen: