dinsdag 2 april 2013

De Osse Willibrordusput en andere

De Willibrordusput in 1930 (collectie BHIC, nr. 1659-000419)

Vijftiende brief, deel 2

Hoewel van de inwoners van Maasland wordt gezegd dat ze minder slordig, meer beschaafd en minder dweepziek zijn dan de overige Meierijenaars, is men hier in Oss toch ook bezig de hervormden hun kerk te ontnemen. Geuzen mogen immers niet langer een grote, heilige en gewijde kerk in bezit hebben, want dat zou de meest goddeloze heiligschennis van de hele wereld zijn. Men zou zich aan een onvergeeflijke zonde schuldig maken als men dit nog langer zou dulden.

Dat ook in dit deel van de Meierij het bijgeloof op de troon zit, net als in de andere streken van dit land, blijkt uit het volgende. Op een heuveltje in de hei tussen Oss en Nistelrode staat een eik langs de weg. In de voet daarvan ziet men een gat, dat maar een paar voet breed en diep is en waarin zo nu en dan wat water staat. Bij dit gat ligt een hoopje stenen, kegelvormig opgestapeld. Dit zouden de overblijfselen zijn van een kapel die hier ter ere van St. Willibrordus, de beschermheilige van Oss, zou zijn gesticht, omdat hij hier met zijn bisschoppelijke staf een put of bron heeft geslagen, waarvan het water wonderen verricht en waarvan dit gat nog een overblijfsel is.

Veel roomsen, vooral koortslijders, gaan op bedevaart naar deze heuvel, die zelf ook St. Willibrord genoemd wordt. Ze kruipen op hun knieƫn rondom die steenhoop met een rozenkrans in de hand, terwijl ze Onzevaders en Weesgegroetjes uitkramen. Ze smijten gewoonlijk enkele stenen op de hoop om die in stand te houden, drinken van het water uit die wonderbron of wassen zich ermee en dan gaat de koorts vanzelf weg, alsof ze weggevaagd wordt. Hoewel deze put nog nooit iemand van de koorts heeft genezen, verricht hij toch wonderen, tenminste zo wordt verteld en een roomse mag er niet aan twijfelen, anders is hij een ongelovige, een ketter.

Ik leerde ook iets over een bijzonder ritueel dat hier in gebruik is bij het begraven der doden. Als het lijk het huis uit gedragen is en op de doodsbaar gelegd is die voor de deur staat, knielen de dragers rondom de baar, prevelen hun gebed voor de zielenrust van de overledene, reiken elkaar tijdens het bidden voortdurend een glaasje jenever aan en zetten het al biddende geweldig op een zuipen, zodat ze zeer dikwijls dronken en waggelend het lijk naar het graf brengen. Het is verbazingwekkend dat ze niet vaak met kist en dode omtuimelen!

Geen opmerkingen: