donderdag 27 december 2012

Uitstapje naar Aalst en Waalre

Aalst op een kaart in de atlas van Kuyper

Zevende brief, deel 4

Gisterochtend zei ik vaarwel tegen Lommel met het voornemen om naar Budel te wandelen. Maar nog voordat ik aan mijn wandeling begon, werd mij door de waard en de waardin ernstig ontraden om op dit moment de gewone weg daarheen te nemen, omdat die langs de grens loopt. Ik ging daarom over een groot heideveld naar Valkenswaard. Over dit dorp zal ik je niets vertellen, omdat ik dat verleden jaar al heb gedaan. Ik wil er alleen dit aan toevoegen, namelijk dat de roomsen sindsdien de hervormden hier hun kerk hebben ontnomen.

Omdat ik van plan ben pas morgen of overmorgen hiervandaan te vertrekken, ben ik vandaag eens naar Waalre gegaan. Ik zag daar niets bijzonders, behalve een kasteel, een kerk, een molen en nog een molen op de Dommel. Voor de rest is Waalre geen mooi dorp en ik keerde vandaar via Aalst weer hier terug.

Het dorp Aalst stekt zich ver uit in de lengte en men heeft in Kempenland een spreekwoord om iets dat lang en niet breed is aan te duiden: lang en smal gelijk Aalst. Vroeger woonden er veel voerlieden in dit dorp, die met hun karren, geladen met handelswaar, overal heen reden en daardoor dit dorp zeer welvarend maakten. Zij werden gewoonlijk “de pracht van Aalst” genoemd. Tegenwoordig gebeurt dat niet meer, waardoor dit plaatsje steeds meer in verval raakt.

Kort na zonsondergang kwam ik weer terug hier in Valkenswaard. Morgen of overmorgen, zoals ik net zei, verlaat ik dit dorp en dus ook Kempenland, en dan wandel ik naar Budel.

Voor ik deze brief afsluit, moet ik er nog iets aan toevoegen. De hervormden in Kempenland zijn voor het grootste deel aan elkaar verwant. Dat komt, zegt men, doordat een bepaalde vrouw, die men nog steeds spottend de geuze Els noemt, zeer veel kinderen heeft nagelaten, die zich allemaal in Kempenland hebben gevestigd, de een hier en de ander daar, en die zich hier hebben vermenigvuldigd. Vandaar het spreekwoord, dat waarschijnlijk van roomse herkomst is, want het verraadt veel bitterheid: de geuze Els heeft de hele Kempen gevelst. “Kempen” is een verkorting van Kempenland en “gevelst” betekent in het Meierijsch: bedorven, aangestoken.

Ziedaar beste vriend, alles wat ik je op dit moment weet te melden. Ik weet nog niet, wanneer ik je weer zal schrijven, maar dat zal vast heel snel zijn, zodra ik weer nieuwe voorraad voor een volgende brief heb verzameld. Leef gelukkig en tevreden, en wees ervan overtuigd dat niemand zich met meer oplettendheid en met meer recht kan noemen, je vriend te zijn dan enz.

Noot
Els gold als de “oermoeder”van de Kempische protestanten. Het gaat om Elske Joosten uit Hapert, vóór 1635 getrouwd met de smid Aert Jansen de Smit (of Smits), wiens nakomelingen Fabri heetten. Waarschijnlijk is Elske al vroeg in de 17e eeuw tot het protestantisme overgegaan. Ze stierf op hoge leeftijd rond 1687 en liet vier zonen en vijf dochters na, die allemaal trouwden en zich verspreidden over de Kempen, onder andere als schoolmeestersvrouw en vorster. Het gaat hier dus inderdaad om een “inheemse” protestantse familie (d.w.z. geen import van na 1648).

Uitgebreide genealogie door W. de Vries, “Nakomelingen van de beroemde ‘Geuze Els’” in: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie 23 (1966), p. 66-97; 325-326.

Geen opmerkingen: