dinsdag 23 oktober 2012

Over werken op zondag en heiligenverering


Vierde brief, deel 4

De onbekende: ik wil hier niet verder over doorgaan. Ik zal u een paar voorbeelden van bijgelovigheid geven, waarvan ik u kan verzekeren dat ze naar de volle waarheid zijn.

Ik: ik vertrouw erop dat u mij niets anders dan de waarheid vertelt. Ja! Ik weet uit ondervinding dat alles zo is, zoals u het vertelt.

De onbekende: ik haat de leugen. En wat voor reden zou ik overigens hebben om u te misleiden? Maar laat mij mijn stelling met enige bijgelovigheden ondersteunen. Geen enkele roomse zal gaan werken op een dag die aan de verering van Maria of van een andere zogenaamde heilige gewijd is. Maar hooi of graan binnenrijden en zo voort op een zondag, daar ziet hij geen been in.

Ik: dat is toch helemaal verkeerd! Want wat is er niet een verschil tussen een dag, gewijd aan het Opperwezen, en een die gewijd is aan een zogenaamde sanct of sanctin, die misschien wel nooit geleefd heeft, nooit bestaan heeft, behalve dan in het domme brein van een monnik, die zo’n heiligenleven in elkaar heeft geflanst.

De onbekende: zo is dat! Verder: ieder dorp heeft een beschermheilige. Naar ieder dorp wordt jaarlijks een bedevaart gehouden, want hier vereert men een heilige tegen hoofdpijnen, daar tegen kiespijn, elders tegen zere benen, op weer een andere plek tegen de rode loop, de runderpest enz., enz.. Men gaat dus van andere dorpen telkens naar het soort heilige dat men denkt nodig te hebben. Tijdens die bedevaarten gebeuren vaak wonderen, die echter niets anders zijn dan bedriegerijen van de priesters.

Ik: dat heb ik ook meer dan eens gehoord en ik weet dat dat waar is.

Geen opmerkingen: