dinsdag 21 februari 2012

Het wonderschone Oirschot

Zestiende brief, deel 2

Nadat ik Bladel verlaten had, wandelde ik door enkele kleine en armzalige dorpjes, waar ik niet stil bleef staan, omdat ik er niets opmerkelijks zag. Deze streek is wel de dorste en armste regio van de Meierij, tenminste zo kwam het mij voor. Na door deze plaatsjes gewandeld te zijn (ik zal je de namen ervan besparen, want daar heb je toch niets aan), kwam ik tenslotte aan in Oirschot.

Daar ontrolde zich een geheel ander toneel. Een prachtig dorp, dat zeer uitgestrekt is, overal beplant met allerlei soorten bomen en houtgewas, wat dus zeer mooie wandeldreven opleverde. Het dorp praalt met een van de mooiste kerken van de Meierij en de toren is, ook zonder spits, de hoogste die men in de Meierij kan vinden. De schoonheid van de architectuur doet evenmin voor weinig andere torens onder.

Het kasteel van dit dorp ligt zeer aangenaam bij het riviertje de Beerze. Men treft er een kapel aan, die men tegenwoordig gebruikt om er op marktdagen boter te wegen. De wandelingen die ik hier maakte, bevielen me uitstekend. Ik zou hier graag langer dan een dag of twee zijn gebleven om alles nauwkeurig te bekijken, maar dat kon niet. Deels omdat de tijd die ik aan mijn reis kon besteden langzaamaan aan het verstrijken was; deels omdat mij ook hier de haat, de dweepzucht en de bijgelovige fantasieën die ik hier moest aanzien en aanhoren, enorm irriteerden.

Ik ging daarom, na een dag of twee hier verbleven te hebben, via het dorp Moergestel weer terug naar het aanzienlijke Tilburg.

Geen opmerkingen: